Daar gaat hij, gepakt en gezakt: “naar De Vleugeltjes gaan!” Hij stapt de auto in, klaar voor een dolle rit van 1,5 uur. Hij zingt enthousiast mee met de radio, staart rustig voor zich uit, brult, huilt hartverscheurend, schopt, maakt zich los, zit plots in de koffer, springt terug op zijn plaats na een schreeuw van moeder, staart opnieuw rustig voor zich uit, zingt enthousiast mee met de radio, krijst, praat, is blij, is verdrietig, is boos, is blijer, is verdrietiger, is bozer… en weer vrolijk… Anderhalf uur lang gieren de emoties door de auto.
We zijn er. Hij stapt de auto uit. Hij drukt meermaals op de bel om dan onmiddellijk binnen te stormen, recht op zijn doel af. Op zijn doelen eerder, want het zijn er veel. Nooit rust. Zoef!
De drukte die in het weekend ons huis vulde, en daarnet de auto, is weer in Klerken. Hij waait door de ruimte: soms als een aangenaam zeebriesje, soms als een hevige storm… Windstil is het nooit.
Wervelwind! Wervelkind!
Een paar dagen eerder hadden we een positief gesprek met de leefgroep en zijn leerkracht. Het deed oprecht deugd om te merken dat ze hem kennen, dat ze hem begrijpen, dat ze hem zien, graag zien vooral. Ze trotseren samen stormen en zien gelukkig ook hoe verfrissend de wind kan zijn.
Met een bang hart durven we weer hopen: dit kan jouw plekje worden. Het is goed zo. Wervel maar, lief wervelkind!