De jongen en zijn hond

Hij moet af en toe de wijde wereld in, ook al is dat soms niet evident. Crisissen onderweg, blikken van mensen, soms eens commentaar. Boze meneren omdat hij met zijn voeten door hun kiezeltjes sleept. Hij die zand op de glijbaan wil gooien, maar de andere kinderen die dat juist niet willen. Hij schreeuwt. Sorry mevrouw, dat het jou stoort. Wat hij nodig heeft en wat anderen nodig hebben is vaak niet compatibel. Boze wijde wereld!

Maar hij moet er ook af en toe eens tussenuit. De wereld is van iedereen, ook van hem. Dus gaan we op stap.

“Wil je mét of zonder de hond gaan wandelen?”, vraag ik. Een beslist antwoord volgt: “Mét!”

Mama de hond, papa het kind. Elk zijn taak. Ze wandelen een klein eindje uit elkaar. Op de speeltuin gooit hij het zand op de glijbaan. De hond kijkt toe, vanop een  afstandje. Het lijkt niet speciaal.

De jongen en zijn hond. Niemand die het ziet, hoe rustig hij wandelt en speelt. Niemand die weet hoe bijzonder dat is.

De jongen en zijn hond. Ze knuffelen niet in de zetel, spelen niet samen in de tuin en vinden elkaar soms een beetje spannend. De band is atypisch, onzichtbaar voor buitenstaanders, maar steeds duidelijker voor ons.

“Ik wil gaan wandelen met de hond!” Ons hart maakt een sprongetje.

Plaats een reactie